yorkshire terrier puppies te koop


Geschiedenis van de
Yorkshire Terriër

 

De Yorkshire Terriër maakt de indruk een zeer moderne, zelfs modieuze hond te zijn. Daarom is het moeilijk voorstelbaar dat deze hond al meer dan een eeuw oud is. Als men hem vergelijkt met de gemiddelde Terriër, die toch wordt verondersteld het wild onder de grond te volgen, dan wordt de vraag actueel of de Yorkshire Terriër echt in deze groep thuishoort. Dat is echter wel degelijk het geval. Deze langharige 'playboy' onder de Terriërs blijkt namelijk een burgerlijke tegenhanger en afstammeling te zijn van de Terriërs die als ongedierte- of roofwildverdelger aan de kost kwamen. Zijn voorouders volgden het wild onder de grond of spoorden op het boerenerf de ratten op. De Yorkshire Terriër verschuilt onder zijn fraaie uiterlijk dan ook nog veel van deze kwaliteiten. Hoe hij van begeleider op de jacht en van scharrelaar op het boerenerf in de deftige salons van wereldsteden terecht is gekomen, heeft alles met de ontstaansgeschiedenis van dit ras te maken.

 

De Yorkshire Terriër dankt zijn ontstaan aan de verhuizing van textielarbeiders uit Glasgow en omstreken naar het graafschap Yorkshire in Noordoost-Engeland. Dat gebeurde in het begin van de 19e eeuw. Het betrof hier over het algemeen zeer arme Schotten die bezeten waren van de jacht, of beter gezegd van allerlei vormen van stroperij. Vanwege de vaak mensonterende omstandigheden waaronder deze mensen moesten leven, kwam hun passie goed van pas. Op die manier wisten zij in ieder geval nog wat eiwitrijk voedsel in de wacht te slepen. Zowel voor de jacht als voor het stroperswerk zijn lenige en moedige honden nodig. Men gaat ervan uit dat het overheersende type stropershondje uit die dagen veel moet hebben weg gehad van de Skye Terriër. De honden van de textielarbeiders uit Glasgow hadden alleen vaak een lange, rechte en zachte vacht in plaats van de lange, rechte en stugge vacht van de Skye Terriër. Deze honden kwamen vrij algemeen in Glasgow en omgeving voor, en werden de Clydesdale Terriër, Paisley Terriër of ook wel Silky Skye Terriër genoemd. De fokkers van de Skye Terriër troffen dergelijke zacht behaarde honden weleens in de nesten van hun ras aan, maar vonden dat maar niets. Zij waren van mening dat deze honden, die bovendien geen ondervacht hadden, moesten worden afgemaakt. Toch bestonden er wel degelijk liefhebbers voor de Clydesdale Terriër, vooral in de buurt van het dal van de Clyde (vandaar de naam). Deze Terriër had niet alleen een afwijkende vachtstructuur, maar ook een afwijkende vachtkleur. De vacht was van achterhoofdsknobbel tot aan de staartwortel staalblauw, zonder bruine, lichte of donkere haren. Het hoofd, de benen en de voeten moesten van een heldere kleur tan zijn, zonder grijze, donkere of roetkleurige vlekken.

 

 

De Clydesdale Terriër was heel adellijk, maar veel stoerder en robuuster van bouw dan de latere Yorkshire Terriër. In 1884 werd er in Glasgow zelfs een rasclub voor de Clydesdale Terriër opgericht, maar die ging al snel ter ziele. Vier jaar later volgde de oprichting van de Paisley Terriër Club onder de vleugels van de Kennel Club. Ook deze hondjes behoorden voornamelijk toe aan wevers, net zoals die van de emigranten in Yorkshire. Toen de handweefmachines van de mensen thuis echter werden vervangen door mechanische weefmachines in fabrieken, werd ook de band van de wevers met deze hondjes verbroken en verdween het ras. Van sommige Paisley's is trouwens nog bekend dat het enorme rattenvangers waren.

De textielarbeiders uit Glasgow namen hun ClydesdaIe Terriërs mee naar Yorkshire. Deze kleine, maar tamelijk lange en zware honden werden daar gekruist met lokale Terriërvariëteiten. Daaronder bevonden zich de Skye Terriër, de Dandie Dinmont Terriër, de Manchester Terriër (toen nog niet opgedeeld in een normale en een toyvariëteit, de latere Engelse Toy Terriër) en kleine varianten van de beroemde Old English Broken Haired (Black and Tan) Terriër. Het resultaat van een en ander was een veel kleinere, maar hoogbenige en licht gebouwde Terriër, de directe voorloper van de Yorkshire Terriër. Deze uiterst alerte hond was snel onder de grond en fel op het wild. Een bijkomend voordeel was dat hij zo'n klein formaat had, dat hij goed in een zak kon worden verborgen als de stroper op heterdaad werd betrapt. Het was dus een ideale hond voor de Schotse emigranten.

 

Het enige wat nog aan deze nieuwe creatie ontbrak, was een overdadig lange vacht. Nu brachten Britse zeelieden van hun reizen naar onder andere de Middellandse Zee allerlei bezienswaardigheden mee, ook Maltezertjes. Men neemt aan dat de Yorkshire Terriër is ontstaan uit kruisingen tussen de kleine stropersterriër en de Maltezer. Deze kleine, moedige, rustige en trouwe hond bleef niet lang alleen in handen van de wevers. Hij oefende blijkbaar zo veel aantrekkingskracht uit, dat ook de gegoede burgerij zich meester maakte van hem. De oorspronkelijke fokkers deden daarbij zulke goede zaken, dat zij speciale foklijnen voor het ras gingen opzetten. Daardoor kreeg het zijn moderne, homogene vorm. De Yorkshire Terriër maakte vervolgens ook zijn opwachting op hondententoonstellingen. Dat gebeurde eerst in de categorie van niet-erkende terriërrassen, maar vanaf 1886 in eigen klassen. In dat jaar werd de Yorkshire Terriër namelijk officieel door de Kennel Club erkend. De oprichting van een Yorkshire Terriër Club volgde spoedig, maar het duurde tot 1898 voordat er een officiële standaard werd vastgesteld. Deze relatief lange fase zonder stamboom heeft het ras echter niet geschaad, want het was al heel lang zeer homogeen en de eigenschappen waren goed vastgelegd. Zoals ook in de latere standaard lag de nadruk niet alleen op karakter en type, maar eveneens op vachtkwaliteit en vachtkleur (het feit dat de Clydesdale ook al op kleur werd gefokt, zal daar niet vreemd aan zijn geweest). Bovendien werd de fokkerij begunstigd door het feit dat Mr. Franck Pearse uit Kent al sinds 1874 een stamboek voor dit ras voerde. De Yorkshire bereikte al vóór 1880 het Amerikaanse continent, terwijl hij in het begin van deze eeuw in België en Nederland werd geïmporteerd. Het ras boekte dus snel succes en onderging een overeenkomstige expansie.

 

 

Het gevolg van een en ander was dat de Yorkshire Terriër een modehond werd. Tal van fokkerijen wierpen zich op de vermeerdering van het ras zonder de voor een gezonde en verantwoorde fokkerij vereiste doelstellingen in het oog te houden. Ook puppy's van een twijfelachtige afkomst, met vervalste papieren en vaak niet eens gespeend, werden als Yorkshire Terriër verhandeld. Daarom moet een Yorkshire Terriër ook altijd via de rasclub worden aangeschaft. Het adres daarvan is te achterhalen via de overkoepelende organisatie op kynologisch gebied. Op die manier weet men zeker dat de puppy's in ieder geval zijn ingeschreven in het stamboek, zijn ingeënt en getatoeëerd, en afkomstig zijn van ouders die aan bepaalde voorwaarden voldoen (bijvoorbeeld een minimaal aantal kwalificaties op tentoonstellingen hebben behaald).

 

bron: mijn hond, mijn vriend